NIEUWSBRIEF

Actuele informatie over onze cursussen in je mailbox. Aanmelden

Nieuws

Toeval bepaalt de boete bij een arbeidsongeval!

Toeval bepaalt de boete bij een arbeidsongeval!

Al jarenlang vind ik het vreemd dat alléén ongevallen hoeven te worden gemeld bij de Inspectie-SZW waarbij het slachtoffer overlijdt, blijvend letsel oploopt of in een ziekenhuis moet worden opgenomen en dat vervolgens ook alleen die ernstige ongevallen worden onderzocht. Dit vind ik vreemd omdat de ernst van het letsel veelal alleen van het toeval afhangt.

Een voorbeeld:
Als een beamer die niet goed bevestigd is, naar beneden valt, hangt de aard van het eventuele letsel af van het feit of er op dat moment iemand onder stond, zat of liep en hoe de beamer hem raakte.

Drie mogelijke scenario’s:

  • Viel de beamer langs hem op de grond, dan is er sprake van een bijna-ongeval.
  • Schaafde die langs zijn arm of schouder dan is het een licht letsel.
  • Viel de beamer vanuit een hoog plafond op zijn hoofd, dan kan er sprake zijn van een ernstig letsel. In dat laatste geval onderzoekt de Inspectie het ongeval kan op basis van een Ongevallenboeterapport (OBR) een boete opleggen aan het bedrijf. Op basis van die boete kan het slachtoffer denken dat het bedrijf schuldig is aan een overtreding en dan meteen via een schadeletseladvocaat een veel grotere claim bij het bedrijf neerleggen.

Dus alleen maar als criterium voor de meldingsplicht de grootte van de ernst van het ongeval nemen, is onrechtvaardig. Een bepaald risico kan bij het ene bedrijf tot een zeer grote boete en schadeclaim leiden omdat daar door toeval net iemand een ernstig letsel overkwam en bij een ander bedrijf met een identiek risico niet.

Maar de inspectie moet wat. De Inspectie kan natuurlijk niet ook alle bijna ongevallen en ongevallen met licht en matig letsel gemeld krijgen. Dan verzuipt zij.

Maar om het wel of niet doen van een onderzoek en het toedelen van boetes nu alleen van de toevallige grootte van het letsel, dus het toeval, te laten afhangen is te willekeurig en onrechtvaardig. Niet alleen onrechtvaardig maar ook niet doeltreffend. Zo kan een bedrijf beboet worden voor een ongeval met een ernstig letsel terwijl het risico van die werksituatie erg klein was of er geen grote structurele tekortkoming aan het optreden van dat ongeval ten grondslag lag. Vervolgens worden die werksituaties waarschijnlijk verbetert. Tegelijkertijd kunnen er werksituaties zijn en blijven bestaan met veel grotere risico’s  of met risico’s waaraan wel grote structurele tekortkomingen ten grondslag liggen.

Dan zijn we met de verkeerde dingen bezig.  

Wellicht eens denken over een ander eerlijker meldingscriterium dan alleen de grootte van het letsel. 

Enkele mogelijkheden:

  1. Elk ongeval ongeacht de grootte van het letsel, zou door het bedrijf zelf onderzocht moeten worden.
    Om belangenverstrengeling te voorkómen wordt daarbij verplicht gesteld een in ongevallenonderzoek gespecialiseerde gecertificeerde HVK-er in te schakelen die aan de hand van een gevalideerde wegingsmethode de grootte van het risico dient te bepalen. Alléén ongevallen die het gevolg waren van een werksituatie met een groot risico zouden vervolgens gemeld moeten worden. Ongevallen die het gevolg waren van een klein of midden groot risico hoeven dan niet gemeld te worden.

Dat is rechtvaardiger dan het huidige stelsel. Soms kan een bedrijf immers alle grote en midden risico’s al aangepakt hebben en zijn er nog enkele kleine risico’s over (100% veiligheid kan immers niet). In een van die situaties kan zo’n klein risico toch manifest worden en kan er een ongeval optreden. Door toeval kan daarbij een groot letsel ontstaan, maar niettemin is het risico klein. Het verplicht stellen van het inschakelen van een gecertificeerde HVK-er moet borgen dat de inschatting van de grootte van het risico goed gebeurt. Een soortgelijk borgingssysteem geldt immers ook voor het opstellen van een risico-inventarisatie en –evaluatie (RI&E). Om de kwaliteit van de RI&E te borgen moet daaraan ook een gecertificeerde arbokerndeskundige of arbodienst hebben meegewerkt dan wel moet de RI&E door hen zijn getoetst. 

  1. Een andere aanpak kan zijn om niet te sturen op de concrete werkplekrisico’s, maar juist op de meer achterliggende oorzaken: de mogelijk structurele (grote) tekortkomingen die ten grondslag liggen aan het ontstaan van de risicovolle situatie en bijgevolg aan dat incident. Bedrijven zouden daarbij een model moeten opzetten waarbij zij zicht krijgen op deze meer structureel aanwezige oorzaken. Alleen wanneer er een grote structurele tekortkoming ten grondslag ligt aan het opgetreden ongeval zou dat ongeval gemeld moeten worden. Ook hier weer voor de zuiverheid de verplichting om een gespecialiseerde hoger veiligheidskundige hierbij te betrekken. 

Op basis van de meldingen van ongevallen als gevolg van een werksituatie die beoordeeld is als groot risico
(1e model) of op basis van een grote structurele tekortkoming (2 model) zou dan het boetesysteem moeten worden opgezet. Daarbij de nieuwe aanpak van SZW nemend dat het bedrijf wel eerst enige tijd krijgt (bijvoorbeeld 3 maanden) dat het bedrijf herstelacties kan ondernemen en een verbeterplan ten uitvoer brengt.

Dat is nu recent (1 oktober 2020) voor ongevallen met een licht letsel ingevoerd. Daarbij geldt voorlopig dat als licht letsel wordt gezien: licht (blijvend) letsel en ziekenhuisopname korter dan 2 nachten. Maar dat criterium van de grootte van het letsel is dezelfde als in het oude stelsel en dus van het toeval afhankelijk en daardoor niet rechtvaardig en niet doeltreffend. Veel grotere risico’s kunnen zo onaangepakt blijven.

Als deze nieuwe benadering  wordt gevolgd om alleen naar ongevallen als gevolg van grote risico’s of met een grote structurele achterliggende oorzaak te kijken, ontlast dat in grote mate de Inspectie-SZW. Deze krijgt dan meer tijd om in preventieve zin zich in te zetten in plaats van zoals nu gebeurt aan de achterzijde veel tijd aan ongevalsonderzoek te besteden. Deze preventieve inzet kan bestaan uit het besteden van meer aandacht aan het opstellen van risico-inventarisaties en -evaluaties en het niveau daarvan te vergroten.

Wim van Alphen, Hoger Veiligheidskundige en Arbeidshygiënist (PHOV)

Dit artikel is geplaatst op Arbo-online.nl bij de sectie Wetgeving van Vakmedianet in oktober 2020.

Deze site kan gebruik maken van cookies. Klik hier voor meer informatie en onze privacyrichtlijnen.
[X - sluiten]