Met verbazing constateer ik dat in zeer veel kantoren in Nederland het binnenklimaat niet optimaal is. En dat is dan een eufemisme. Vaak is het ronduit slecht. Zelfs in net nieuwe gebouwen. Hoe kan het nu dat zelfs in nieuwere gebouwen er toch al zoveel problemen zijn? Soms is het klachtenpercentage boven de 70%!
Bekend is wel dat in Nederland zodra gebouwen klaar zijn, deze zo snel mogelijk in gebruik worden genomen (afgezien van de structurele leegstand). Er wordt niet eerst gewacht tot alle bouwmaterialen goed uitgelucht zijn en de geuren en dampen van lijmen, kits, PUR/PIR, verven ect. verdwenen zijn. Het eerste jaar zullen daardoor mogelijk klachten optreden die echter verdwijnen na verloop van tijd omdat die stoffen dan ook weg zijn. Blijft echter wel dat er daarna vaak klachten blijven over het thermische binnenklimaat en de ventilatie.
Het lijkt wel of er bij het ontwerp op het binnenklimaat bezuinigd wordt. Met wil graag aan de energieprestatie-eisen voldoen en het lijkt alsof men in dat streven probeert zo min mogelijk te ventileren. Architecten in Nederland schijnen hierin tamelijk vrij spel te hebben: het lijkt hen meer om het uiterlijk en de uitstraling van het gebouw te gaan, dan om goede werkomstandigheden binnen.
Zo zijn er gebouwen die een zeer groot raamoppervlak in de gevel hebben, maar om architectonische redenen is er geen buitenzonwering en zijn ook de ramen niet getint of van folie voorzien. Het gevolg is dat het bij zonnig weer binnen al gauw te warm wordt en dat men last heeft van het felle licht bij het computerwerk. Vervolgens zijn binnen overal lamellen opgehangen (of plakken medewerkers de ramen met posters of stukken karton af) en is het in alle werkvertrekken de hele dag door relatief donker. Daarna komen er klachten over depressiviteit en zie je het ziekteverzuim oplopen.
In gebouwen die voorzien zijn van mechanische ventilatie wordt vaak het volgende systeem aangetroffen; vanuit de luchtbehandelingskasten op het dak wordt via kanalen naar elke werkruimte verse lucht gebracht, die via de inblaasroosters (anemostaten) het werkvertrek binnenstroomt. Voor de luchtafvoer is geen apart kanaal maar is vaak gekozen om de tussenruimte tussen het systeemplafond en het bouwkundig plafond op onderdruk te zetten. Via spleetjes in het systeemplafond of kleine gleufjes in de lichtarmaturen moet dan de lucht uit het werkvertrek naar het plenum worden gezogen en van daaruit via een verzamelafvoerkanaal naar buiten het gebouw worden gebracht. In veel situaties werkt dit onvoldoende omdat het systeem plafond ‘te dicht’ is uitgevoerd. De weerstand via de kleine spleetjes of via de armaturen is te groot. Het gevolg is dat er nauwelijks sprake is van luchtafvoer. Gevolg: klachten over slecht binnenklimaat.
Een andere veel voorkomende oorzaak van een slecht binnenklimaat is dat de gebruikers niet geïnstrueerd zijn hoe zij zelf slim net de beschikbare mogelijkheden het binnenklimaat kunnen beïnvloeden, zoals met de zonnewering, thermostaatkranen, ramen en luchtroostertjes in de gevel, aan laten staan apparatuur, enzovoorts. Thuis is men hierin actief; op het werk is men daarin totaal passief en verwacht men wonderen van het gebouw.
Hoe meer mensen er in één ruimte verblijven, des te groter het aantal klachten is (statistisch bewezen). Grotere ruimtes zijn bovendien ventilatietechnisch tegen aanvaardbare kosten nauwelijks goed te krijgen. Kortom met het toenemend aantal kantoortuinen in het kader van het nieuwe werken en de flexplekken, is er werk genoeg te doen voor arboadviseurs en arbeidshygiënisten.
Maar bronaanpak (opdrachtgevers, architecten en ontwerpers) zou hierin veel effectiever kunnen zijn.