Kantoortuinen: een zegen voor de managers? In ieder geval een plaag voor veel medewerkers.
Het ‘klassieke’ kantoorgebouw bestaat uit veel aparte werkkamers, elk met ongeveer een tot vier personen erin. Bij kantoortuinen ofwel groepskantoren zijn dit veel grotere ruimtes, waarin wel twintig tot vijftig mensen bij elkaar worden gezet. Dit met het idee: geen aparte ‘cellen’ meer maar transparante in grote ruimtes waarin iedereen elkaar kan zien en elkaar direct kan spreken. Dat bevordert sterk de onderlinge communicatie en kent bovendien veel minder bouwkosten.
Het lijkt allemaal zo mooi, maar er kleven ook veel nadelen aan dat concept. Veel medewerkers ervaren geluidhinder van collega’s, telefoons en kantoorapparatuur (printers en kopieermachines). Ook worden ze snel afgeleid door langslopende collega’s (visuele hinder) en kan een aantal medewerkers zich veel moeilijker concentreren. Een aantal medewerkers vindt bovendien dat zij in een groepskantoor gedegradeerd worden tot een anoniem nummer en vinden dit een inbreuk op hun privacy. Nog sterker wordt dat gevoel als medewerkers ook gebruik moeten gaan maken van flexplekken: dan hebben ze helemaal geen ‘eigen stekkie’ meer.
Uit de statistieken blijkt dat hoe groter het aantal personen in een werkruimte is, des te groter het aantal klachten is, ook over het binnenklimaat. Ventilatietechnisch is al lang bekend dat grotere ruimtes nauwelijks goed te regelen zijn qua temperatuur en luchtverversing. In ruimtes met ramen aan meer kanten van het gebouw is de zoninstraling ongelijkmatig. Die ongelijke warmtebelasting in dezelfde ruimte is ventilatietechnisch (tegen acceptabele kosten) nauwelijks goed te corrigeren. In ruimtes waar zoveel mensen werken, wordt men het bovendien minder gemakkelijk eens over het wel of niet neerlaten van zonnewering, sluiten van jaloezieën of lamellen, het wel of niet openen van ramen, de instelling van de temperatuur, enzovoort. Dit zijn immers allemaal subjectieve voorkeuren.
Klachten die met deze minder optimale werkomstandigheden gepaard gaan, zijn concentratieproblemen, vermoeidheid, hoofdpijn, verminderde productie en een grotere kans op het maken van fouten. Al deze genoemde problemen zijn groter naarmate er meer werkplekken per ruimte zijn. De statistische gegevens hierover zijn bikkelhard.
Fantastisch natuurlijk voor de arbodeskundigen. Die worden telkens ingeschakeld om de klachten te onderzoeken. Goed voor hun werkgelegenheid.
Met het coronavirus is nu toch wel het besef doorgedrongen dat – net als bij dieren – we niet te veel mensen te dicht op elkaar moeten zetten. Daarin past ook dat we niet ruimtes vol moeten stouwen met mensen. De kans op besmettingsoverdracht is daardoor veel te groot. Ieder nadeel heeft dus nu misschien ook een voordeel: komen er door de coronacrisis straks eindelijk geen kantoortuinen meer bij? En zullen we ook anders omgaan met de bestaande kantoortuinen?
De overtuigingskracht van virussen is blijkbaar groter dan die van de arbodeskundigen. Met dank aan de microbiologie. Nu maar hopen dat we deze leerervaring niet snel vergeten.
augustus 2020