Laatst was ik op bezoek in een groot laboratoriumcomplex. Ik was daar op uitnodiging om eens te kijken naar hun speciale opslagruimte voor verpakte gevaarlijke stoffen.
Deze zou model staan voor een goede kluis zoals in de PGS15 richtlijn is beschreven. Bedacht was dat het goed was om in het grote laboratoriumgebouw de opslag van gevaarlijke stoffen te centraliseren in een PGS15 kluis. Dit zou beter (veiliger) zijn dan een meer diffuse verspreiding van de gevaarlijke stoffen over alle laboratoriumruimtes. Bovendien zou het ook goedkoper zijn centraal bepaalde voorraden aan te houden, dan in totaliteit decentraal.
Nou het centrale magazijn was inderdaad een plaatje. Alle toeters en bellen zaten er aan: automatische brandblusinstallatie, brandwerendheid, vloeistofdichte vloeren, vak indeling, materiaalkeuze, enz. Kosten nog moeite waren gespaard. Zelfs de stellingen werden apart afgezogen.
Slechts één ding viel erg op: de kluis was opvallend leeg! De argumentatie van de beheerder hiervoor was dat de kluis op de groei gekocht was. Dit kon mij niet erg overtuigen, omdat de ontwikkeling is dat er relatief steeds minder chemicaliën in laboratoria worden gebruikt. De analysetechnieken worden immers steeds verfijnder, waardoor er steeds kleinere hoeveelheden stoffen nodig zijn. Ook is er een verschuiving van de natte naar de droge chemie. Kortom de behoefte aan opslagruimte voor gevaarlijke vloeibare chemicaliën zou dan eerder afnemen.
Op mijn verzoek namen we vervolgens een kijkje in de laboratoria zelf. Dat leverde een geheel ander beeld op. Zo leeg het in de speciale PGS15 opslagkluis was, zo vol stond het in de laboratoria. Te generaliserend stel ik wel eens dat laboranten hamsterneigingen hebben. Zij gooien nooit iets weg: "Je weet nooit zeker of je die stoffen morgen, volgende week of over drie jaar of ‘ooit’ nog eens nodig hebt". Nou dat was te zien: de laboratoria stonden barstens vol met chemicaliën. In de onderkastjes van de zuurkasten, op de consoles tussen de laboratoriumtafels, in kantoorkasten en zelfs op houten planken aan de muur.
Hoe is deze situatie nu ontstaan? De beheerder van het centraal magazijn had de opdracht sterk op de kosten te letten. Hij vertaalde dit in het aanhouden van zo min mogelijk voorraden. Het gevolg daarvan was dat menig laborant/onderzoeker regelmatig ‘misgreep’ en daardoor vertraging in zijn onderzoek op liep. Nou, dat gebeurt een goede onderzoeker maar één keer. Deze bestelt daarna direct grotere hoeveelheden en plaatst deze op de eigen afdeling.
Bij de opzet van de centrale kluis was bovendien vergeten dat mensen het zo gemakkelijk mogelijk willen maken voor zichzelf. Natuurlijk zijn zij bereid in de ochtend naar het magazijn te gaan om de benodigde stoffen op te halen. Maar ’s avonds vinden zij het wel een opgave deze stoffen weer terug te brengen. Zeker als men bedenkt dat men de stoffen de volgende ochtend vroeg toch weer nodig heeft. De keuze is dan snel gemaakt: de stoffen blijven staan.
Overigens uit risico-overwegingen valt er ook wel wat voor te zeggen om niet telkens met de stoffen te lopen zeulen. Aan transport zitten veelal grotere risico’s dan aan het laten staan in de werkruimte. Zeker als daar ook nog verticaal transport voor nodig is: met de trap of met de lift. Dus decentraal opslaan (maar dan in goede voorzieningen) kan ook uit veiligheidsoogpunt de voorkeur hebben boven een centrale opslag.
Het resultaat van dit alles was dat er verspreid door het gebouw in veel ruimtes grotere hoeveelheden gevaarlijke stoffen staan zonder goede voorzieningen qua brandwerendheid en ventilatie. En er een fantastisch goed uitgevoerde centrale opslagkluis aanwezig is die nagenoeg leeg staat.
Eén troost: het doel van kostenbesparing op centraal niveau was gehaald. De magazijnbeheerder kan trots zijn.